Want je moet weten, kleine Tim was een heel naar jongetje. Ik kan het niet anders verwoorden.
Toen hij tien was, heeft hij bij iedereen in het dorp, bij elk huis, zelfs waar hij met zijn ouders woonden, belletje getrokken. In een geheime la in zijn bureau bewaarde kleine Tim een kaart van het dorp, waarop hij elke avond met een dunne zwarte pen precies bijhield bij wie hij die middag de bel had ingeduwd en was weggerend. En pas als hij vanachter een auto of vanuit de bosjes had gezien dat de mensen open deden, en verbaasd of boos rondkeken, kwam er een zwart bolletje bij het betreffende huis op zijn kaart. Anders kwam hij de dag erop terug.
En zo terroriseerde kleine Tim, in drie maanden tijd, zijn hele dorp. ’s Avonds in bed bedacht hij hoe hij, als hij ooit in een grote stad zou wonen, hetzelfde zou doen. En hij stelde zich voor hoe hij dat heel precies ging bijhouden op de stadskaart.
Ja, zo was kleine Tim. Een heel precies jongetje. En een heel naar jongetje. Ik kan het niet anders verwoorden.